Na de oorlog gonsde het in Noord-Brabant van aantijgingen tegen ondernemers. Zij zouden hebben geprofiteerd van leveringen aan de bezetter. Ook zouden zij vriendschappelijk met nazi’s hebben verkeerd en hun werknemers te weinig beschermd hebben tegen de Arbeitseinsatz. De naoorlogse vervolging van ‘economische collaboratie’ verzandde al snel. Mede daarom is economische samenwerking met de bezettende macht in Noord-Brabant nog nauwelijks onderzocht.
In deze bundel wordt voor het eerst nagegaan voor welke dilemma’s Brabantse ondernemers in enkele industriële sectoren en specifieke bedrijven zich gesteld zagen. Kon een bedrijf wel blijven opereren zonder samen te werken? Waren ondernemers daardoor ook pro-Duits? Hoe gingen zij om met hun verantwoordelijkheid voor hun werknemers? Na de bevrijding was een oordeel gemakkelijk geveld, maar tijdens de oorlog lag het een stuk genuanceerder. De snel veranderende oorlogsomstandigheden maakten nogal uit of economische samenwerking verwijtbaar was of niet. Zelfs voor onder beheer gestelde en Joodse bedrijven blijkt het beeld niet zwart-wit te zijn.