Hoewel internationale migratie een veelbesproken onderwerp is, is er tot nu toe weinig aandacht voor de gestage stroom migranten die van het ‘zuiden’ naar het ‘zuiden’ trekken. Deze groep is substantieel vooral in Azië. De arbeidsmigratiestromen in deze regio zijn in hoge mate gereguleerd en kenmerken zich door het tijdelijke karakter ervan en door de grote hoeveelheid vrouwen die besluit te emigreren.
De laatste jaren heeft academisch onderzoek zich vooral gericht op permanente migratie en vestiging. Met deze studie belicht Anja Rudnick het tot nog toe relatief onbekende terrein van tijdelijke migratieprocessen. De studie onderzoekt de beweegredenen van Bengaalse vrouwen om te migreren en wat de gevolgen hiervan zijn voor hun leven tijdens en na hun verblijf in het desbetreffende ‘gastland’. Rudnicks bevindingen onderstrepen de rol van gender in migratiestudies. De vrouwen emigreren om hun sociaal-economische positie te verbeteren. Over het algemeen blijkt dit moeilijker te bewerkstelligen dan verwacht; Lonen worden niet uitbetaald en mannelijke leeftijdgenoten werken hen vaak tegen. De complexe positie en situatie van deze vrouwen belet Rudnick duidelijke conclusies te trekken over de voor- en nadelen van migratie. Maar door de ervaringen van de vrouwen geeft deze studie een mooi en verhelderend beeld van hun complexe realiteit en laat de belangrijke rol van gender in migratiedynamiek zien.