Tijdens de talloze veilingen die de Amsterdamse Weeskamer in de eerste helft van de Gouden zeventiende eeuw organiseerde, blijken het vooral koopmannen te zijn geweest, en dan met name uit de Zuidelijke Nederlanden en Holland, die hun goede geld investeerden in de aankoop van een Dürer of een Gerard Dou.
Op basis van vele originele documenten die door de Weeskamer zijn overgeleverd, heeft professor J.M. Montias voor het eerst de achtergronden van zo’n 2000 zeventiende-eeuwse kopers van veilingkunst systematisch geanalyseerd. Hij verzamelde gegevens over hun beroep, hun afkomst, hun religie, hun geboortejaar en huwelijksdata, de belasting die ze betaalden en andere aanwijzingen over hun welvaart. Daaruit blijkt dat de kopers in verschillende groepen geclusterd waren. Een aantal van hen – waaronder ook de schilders Rembrandt en Rubens – komt in het boek uitgebreid aan bod. Daarnaast analyseert Montias de onderwerpen van de gekochte kunst en de kunstenaars waaraan de kopers gelieerd waren.